Overweging ter voorbereiding van 26-11-2022, zaterdag in de 34e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 26-11-2022, zaterdag in de 34e week door het jaar

Uit het commentaar van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), op psalm 96 (95)

Laten wij niet weerstaan aan zijn eerste komst, opdat wij Hem niet behoeven te vrezen bij zijn tweede komst

‘De velden zwaaien met al hun gewassen, de woudreuzen buigen hun kruin. Zij juichen de Heer toe omdat Hij komt, Hij komt als rechter der aarde’ (Ps. 96 (95), 12-13). Vroeger is Hij gekomen en later zal Hij nog eens komen. Die stem van Hem klonk eerst in het evangelie: ‘Van nu af zult gij de Mensenzoon zien komen op de wolken’ (Mc. 13, 26). Wat betekent dat: ‘Van nu af’? Zal de Heer later niet komen, wanneer alle volken der aarde weeklagen? Eerst is Hij gekomen door zijn verkondigers, en Hij heeft heel het aardrijk vervuld. Laten wij die eerste komst toch niet weerstaan, opdat wij Hem niet behoeven te vrezen bij zijn tweede komst.

Wat moet een christen dan doen? De wereld gebruiken, en haar niet dienen. Wat betekent dat? Bezitten alsof men niet bezat. Zoals de Apostel het zegt: ‘Ik bedoel dit, broeders en zusters: de tijd is kort geworden. Laten daarom zij die een vrouw hebben, zijn als hadden zij haar niet; zij die wenen, als weenden zij niet; zij die zich verheugen, als waren zij niet verheugd; zij die kopen, als werden zij geen eigenaar; en zij die het aardse gebruiken, als gebruikten zij het niet; want de wereld die wij zien gaat voorbij. Ik zou willen dat gij zonder zorgen waart’ (1 Kor. 7, 29-32). Wie zonder zorg is, wacht rustig tot zijn Heer komt. Want wat voor een liefde voor Christus is dat: vrezen dat Hij komt?

Broeders en zusters, moeten wij ons niet schamen? Wij houden van Hem, en wij zijn bang dat Hij komt. Beminnen wij Hem echt, of houden wij meer van onze zonden? Laten wij dan die zonden haten en Hem beminnen die komen zal om de zonden te straffen. Hij zal komen, of wij nu willen of niet, want niet omdat Hij nu nog niet komt, zal Hij niet komen. Hij zal komen, ook als ge het niet weet.

‘En alle woudreuzen zullen juichen.’ Eerst komt Hij en daarna zal Hij de aarde oordelen. Hij zal hen juichend aantreffen, die bij zijn eerste komst geloofden ‘dat Hij zal komen’.

‘Rechtvaardig zal Hij de wereld oordelen, de volkeren eerlijk en trouw.’ Wat is eerlijk en trouw? Hij zal zijn uitverkorenen rond zich verzamelen om te oordelen, maar de rest zal Hij van elkander scheiden. Want de eersten zal Hij aan zijn rechterhand plaatsen, de anderen aan zijn linker. Wat nu is eerlijker en waarachtiger, dan dat zij geen barmhartigheid van de Rechter mogen verwachten die geen barmhartigheid wilden betonen, voordat de Rechter kwam? Zij die echter barmhartig wilden zijn, zullen ook barmhartig geoordeeld worden. Want Hij zal aan degenen die aan zijn rechterhand staan, zeggen: ‘Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld’ (Mt. 25, 34). En Hij rekent hun dan de werken van barmhartigheid als verdiensten aan: ‘Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven’ (Mt. 25, 35).

Wat rekent Hij daarentegen degenen aan die aan zijn linkerhand geplaatst zijn? Dat zij geen barmhartigheid wilden beoefenen. En waarheen zullen zij gaan? ‘Gaat weg in het eeuwig vuur.’ Die slechte tijding zal een groot geklaag veroorzaken. Maar wat zegt een andere psalm? In eeuwigheid staat de rechtvaardige sterk, voor slechte tijding is hij niet bang’ (Ps. 112 (111), 7). Wat betekent dat: slechte tijding? ‘Gaat weg in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten.’ Wie zich zal verheugen bij de goede tijding, hoeft niet bang te zijn voor een slechte tijding. Dit is eerlijk en trouw. Of zal de Rechter niet rechtvaardig zijn omdat gij onrechtvaardig zijt? Of zal de Waarheid niet waarachtig zijn omdat gij een leugenaar zijt? Maar als gij een barmhartige Rechter wilt hebben, wees dan zelf barmhartig voordat Hij komt: vergeef als er iets tegen u misdreven is, geef van wat gij in overvloed hebt. Van wiens goederen geeft gij anders dan van de zijne? Als gij van het uwe zoudt geven, zou het een gift zijn; nu gij van het zijne geeft, is het een teruggave. ‘Want wat heb je dat je niet gekregen hebt?’ (1 Kor. 4, 7). De meest aangename offergaven aan God zijn deze: barmhartigheid, nederigheid, schuldbekentenis, vrede, liefde. Laten we die meebrengen en we zullen rustig de komst van de Rechter kunnen afwachten. ‘Hij zal de wereld rechtvaardig oordelen, de volkeren eerlijk en trouw’ (Ps. 36 (35), 13).