Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Uit de preek van een onbekend schrijver uit de tweede eeuw

We moeten blijven hopen

Broeders en zusters, laten we de wil volbrengen van de Vader die ons geroepen heeft, om te leven en de deugd meer na te streven. Laten we verzaken aan onze slechtheid die de weg baant voor onze zonden en laten we de goddeloosheid ontvluchten om niet overvallen te worden door het kwade. Want indien we ons inspannen om goed te doen, zal de vrede ons achterna komen. Daarom kunnen diegenen de vrede niet vinden die zich laten leiden door menselijke vrees en die de voorkeur geven aan genot op aarde boven de toekomstige belofte. Ze beseffen immers niet welke pijn het aards genot veroorzaakt en wat een vreugde de toekomstige belofte verschaft. Als alleen zij zo leefden, was het te verdragen; maar voortdurend leren ze het kwaad verder aan onschuldige mensen, zonder te vermoeden dat ze een dubbele straf tegemoet gaan: één voor zichzelf en één voor hen die naar hen hebben geluisterd.

Laten wij dus God dienen met een rein gemoed; dan zullen we rechtvaardig zijn. Indien we echter geen geloof hechten aan de belofte en God niet dienen, zullen we ongelukkig zijn. De profetische uitspraak luidt: ongelukkig de twijfelaars, de mensen die weifelen in hun hart, de mensen die zeggen: dat hebben we al vroeger gehoord, in de tijd van onze vaderen; we hebben er dag na dag naar uit gekeken, maar we hebben er niets van gezien! Onverstandigen! Vergelijkt u met een boom, of neemt bijvoorbeeld een wijnstok. Eerst verliest hij zijn bladeren, dan komen er scheuten, daarna onrijpe druiven en tenslotte rijpe druiven. Zo gaat het ook met mijn volk: eerst lijdt het onder onrust en verdrukking; later zal het goede dingen ontvangen. Laten we daarom, broeders en zusters, niet twijfelen, maar hoopvol standhouden om eens ons loon te ontvangen. Hij die beloofd heeft iedereen naar zijn werken te vergelden, is trouw. Als we voor God gerechtigheid beoefenen, zullen we zijn koninkrijk binnentreden en de beloften ontvangen die geen oor gehoord heeft, geen oog heeft gezien en die in geen mensenhart zijn opgekomen (vgl. 1 Kor. 2, 9).

Laten we elk uur leven in de verwachting van het koninkrijk van God, in liefde en gerechtigheid, omdat we de dag van Gods verschijning niet kennen. Geliefden, laten we ons nu bekeren; laten we tot bezinning komen om goed te kunnen leven, want we zijn vol onverstand en boosheid. Laten we onze vroegere zonden uitwissen en door van harte boete te doen ons heil bewerken. Laten we niemand vleien of niet alleen onze geloofsgenoten willen behagen, maar laten we trachten door onze gerechtigheid ook bij de buitenstaanders goed aangeschreven te staan, opdat Gods naam om onzentwil niet wordt bespot.