Ter voorbereiding van de viering van de dinsdag

Ter voorbereiding van de viering van de dinsdag

Uit een toespraak van paus Johannes XXIII († 1963)

Wij moeten de goedheid van Christus uitstralen

Wanneer wij het grote geheel overzien van de onderlinge betrekkingen tussen de mensen, zowel op het nationale als internationale vlak, dan moeten wij helaas vaststellen dat men nog heel ver verwijderd is van de goddelijke leer, die reeds haar licht verspreidde in de eeuwen van het Oude Testament en die in al haar luister straalde in de volheid der tijden, met de komst van de goddelijke Meester.

Paus Johannes XXIII

Daar is alles uitnodiging tot vrede, omdat de gelukzaligheid van de vrede daar verkondigd wordt; hier daarentegen heerst, onder de schijn van schone woorden, vaak een geest die het tegenovergestelde van vrede is.

Het is de eerzucht van de machtigen die tot onderdrukking leidt, het is de hebzucht die alles naar zich toehaalt en daarbij de ogen sluit voor de nood van de medemens (vgl. 1 Joh. 3, 17), het is de ongevoeligheid van degenen die zelf genieten en die hun oren gesloten houden voor het weeklagen van hen die lijden, het is het egoïsme van degene die alleen maar aan zichzelf denkt.

Het is steeds weer de goedheid van Christus die ontbreekt, en juist deze goedheid is het tegengif voor de geest van weerspannigheid en hardheid, zij leert ons de dingen vredelievender te beschouwen.

Het kwaad betreuren en verfoeien is niet voldoende om het uit te roeien. Wij moeten het goede willen beoefenen en op de voorgrond stellen. De goedheid moet worden verkondigd aan de wereld, opdat zij kan uitstralen naar alle kanten en het persoonlijke en maatschappelijke leven in al zijn vormen kan doordringen.

Daarom moet iedere mens individueel goed zijn; hij moet de weerspiegeling zijn van een zuiver geweten waarin geen plaats is voor dubbelhartigheid, berekening en hardheid; hij moet standvastig zijn in zijn voornemens en daarmee zijn gedachten en handelingen in overeenstemming brengen.

Ook het gezin moet goed zijn. In het gezin moet een warme onderlinge liefde heersen waardoor allerlei deugden beoefend kunnen worden. De goedheid verzacht en versterkt tegelijk het vaderlijk gezag, zij komt tot uiting in de tederheid van de moeder, zij drukt haar stempel op de gehoorzaamheid van de kinderen, matigt hun uitbundigheid en spoort aan tot de onmisbare offervaardigheid.

Ook moet de goedheid invloed uitoefenen op alle levensuitingen die buiten de strikt huiselijke kring vallen, maar er toch mee verbonden zijn, zo bijvoorbeeld de school en de verschillende instellingen van het burgerlijk leven die betrekking hebben op een geordende en eensgezinde, rustige samenleving van de burgers.

Tenslotte moet heel de mensheid goed zijn. Al de stemmen die naar ons toekomen vanuit een verleden van eeuwen, om ons ook nu nog met een hedendaagse klank te onderrichten, herinneren de mens aan de plicht tot goedheid die op iedereen rust. Voor allen geldt de plicht tot rechtvaardigheid, rechtschapenheid, edelmoedigheid, onbaatzuchtigheid, belangstelling en begrip met een bereidheid tot verontschuldiging, vergevensgezindheid en grootmoedigheid.