Overweging ter voorbereiding van 15-09-2022, Heilige maagd Maria, Moeder van Smarten

Overweging ter voorbereiding van 15-09-2022, Heilige maagd Maria, Moeder van Smarten

Uit een preek van de heilige Bernardus, abt van Clairvaux († 1153)

Mede-lijden met de Heer

Over het martelaarschap van Maria wordt ons zowel in de profetie van Simeon als in het lijdensverhaal van de Heer gesproken. Over het kind Jezus zei de heilige grijsaard: ‘Dit kind is bestemd tot een teken dat weersproken wordt’, en zich richtend tot Maria: ‘uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord’ (Lc. 2, 34-35). Inderdaad, o gezegende moeder, heeft een zwaard uw ziel doorboord. Want alleen door uw ziel te doorboren kon dit in het lichaam van uw Zoon dringen. En nadat uw Jezus – die allen toebehoort maar toch vooral de uwe is – de geest gegeven had, heeft de wrede lans de dode niet gespaard, hoewel zij Hem niet meer kon schaden: zij kon zijn ziel niet treffen, maar opende zijn zijde. Doch uw ziel heeft zij wel doorboord. Zijn ziel was daar immers niet meer, maar de uwe kon zich onmogelijk afwenden. Een schrijnende smart doorboorde uw ziel. Terecht kunnen wij u meer dan martelares noemen, want bij u was het gevoel van het mede-lijden groter dan de pijn van het lichamelijk lijden. Was het voor u niet meer dan een zwaard, dit woord dat werkelijk uw ziel doorboorde en doordrong tot het raakpunt van ziel en geest: ‘Vrouw, ziedaar uw zoon’ (Joh. 19, 26)? Wat een ruil! In plaats van Jezus wordt u Johannes tot zoon gegeven, een dienaar voor de Heer, een leerling voor de Meester, de zoon van Zebedeüs voor de Zoon van God, een mens zonder meer voor de ware God. Hoe zou dit woord uw liefdevol hart niet hebben doorboord als reeds door de herinnering aan dit woord ons hart, dat als van steen of ijzer is, wordt gebroken?

Laat niemand zich verwonderen dat er gezegd wordt: Maria is martelares geweest in haar ziel. Hierover verwondere zich wie zich niet herinnert dat Paulus als een van de grootste zonden van de heidenen vermeldt, dat zij zonder liefde zijn geweest (vgl. Rom. 1, 31). Het hart van Maria was verre van liefdeloos, moge het ook zo zijn bij haar vereerders.

Maar misschien zal iemand zeggen: wist zij dan niet tevoren dat Hij zou sterven? Ongetwijfeld. Hoopte zij niet dat Hij spoedig zou verrijzen? Ja, zeker. En heeft zij desondanks geleden onder het kruis? Ja, zeer hevig. Wie zijt ge dan wel en waar haalt ge die wijsheid vandaan, dat ge u meer verwondert over het mede-lijden van Maria dan over het lijden van haar Zoon? Hij kon sterven naar het lichaam; zou zij dan niet mede kunnen sterven in haar hart?

Zijn sterven kwam voort uit een liefde, zo groot als niemand kan hebben; ook haar medesterven kwam voort uit een liefde, zo groot als er – na die van Jezus – nooit is geweest.