Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Uit de redevoering van de heilige Gregorius, bisschop van Nyssa († 394), over het doopsel

Komt gij die ziek zijt, om u te laten verzorgen

Zie, Hij die alles in zijn goedheid beheert, Hij die de jaren in hun kringloop doet weerkeren en de cyclus der tijden stuurt, heeft de dag van het heil naderbijgebracht. Het is de dag waarop wij gewoon zijn de vreemdeling uit te nodigen zich als zoon te laten opnemen, de behoeftige te laten delen in de genade en mensen die door de zonde bezoedeld zijn, zich daarvan te reinigen. En dat is die oude boodschap die vlak voor het verschijnen van de Heiland verkondigd werd: ‘Een stem van iemand die roept in de woestijn: bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht’ (Mt. 3, 3; vgl. Jes. 40, 5).

Als ik echter noch Johannes noch David ben, dan mag de nederigheid van de dienaar de macht van de wet des Heren niet in de weg staan. Aan wat in wetten is vastgelegd, gehoorzamen wij immers niet uit ontzag voor hen die de wetten geschreven hebben, maar uit vrees voor de macht van de grote Wetgever onderwerpen wij ons aan zijn bevelen. De genade van de koning is verschenen, die aan twee groepen van mensen verlichting schenkt, namelijk aan gevangenen bevrijding en aan schuldenaars kwijtschelding (vgl. Lc. 4, 18). En daarom stel ik deze beide groepen de geschikte geneesmiddelen ter beschikking en beloof ik vast de hulp en de zorg die gij nodig hebt.

Opdat men nu niet meent dat de behandeling kostbaar is, geef ik een beschrijving van de geneesmiddelen waarmee ik hen die ziek zijn, volledig genees. Sommigen beloof ik gezondheid door middel van water en baden, maar van anderen ban ik de ziekte uit door middel van enkele tranen. De behandeling is immers eenvoudig, het geschenk is door God gezonden en het resultaat is werkelijk groots: zonder uitbranden of snijden worden wij van langdurige wonden genezen die wij tot ons ongeluk door slangebeten hebben opgelopen (vgl. Joh. 3, 14). Komt derhalve, gij die ziek zijt, om u te laten verzorgen, en vat de zaak niet te lichtvaardig op. Immers, tegen een ziekte die zich heeft kunnen ontwikkelen en een chronisch karakter heeft aangenomen, is op een gegeven ogenblik geen behandeling meer opgewassen.

Armen en behoeftigen, haast u naar de verdeling van de koninklijke gaven zoals de schapen. Haast u naar het zegel en het merkteken van het kruis, het geneesmiddel tegen alle kwaad. Geeft mij de namen, opdat ik ze in zichtbare boeken met inkt kan neerschrijven. Laat God ze ingriffen op onvergankelijke platen, met eigen hand, zoals Hij eens deed met de wet voor de joden.

‘Verlaat u op Hem, dan wordt ge gelukkig, want Hij stelt u niet teleur’ (Ps. 34 (33), 6). ‘Wast u, reinigt u van uw zonden’ (Jes. 1, 16). Dat werd lang geleden geschreven; maar de kracht van deze woorden is geenszins verouderd, zij is nog steeds ongebroken en bewijst dagelijks haar sterkte. Verafschuwt de donkere verblijven van de zonde, komt uit uw gevangenis, vraag ik u. Ontvlucht de duivel, een boosaardige gevangenbewaarder, die zich voedt met het onheil der zonden en daar zijn winst uit haalt.

Zoals God immers vreugde vindt in onze rechtvaardige daden, zo verheugt hij die oorzaak van de zonde is, zich over onze misstappen. Leg de oude mens af als een vuil, schandelijk, smadelijk kledingstuk waaraan tal van zonden kleven en dat met de smerige lappen van de wetteloosheid versteld is. Ontvang het kleed van de onbedorvenheid, dat Christus u ontvouwt en voorhoudt, en wijs dit geschenk niet af om Hem niet te beledigen die het u schenkt. Lange tijd hebt gij u al in het vuil gewenteld. Haast u, mens, naar mijn Jordaan, niet omdat Johannes u roept, maar omdat Christus u hiertoe aanspoort.

De stroom van de genade vloeit immers overal. Hij heeft niet alleen zijn bronnen in Palestina en stort zich daar in de nabije zee, maar hij omgeeft de hele aarde en mondt uit in het paradijs. Hij vormt een tegenstroom tegen de vier armen van de rivier die uit het paradijs komen (vgl. Gen. 2, 10-14) en voert veel kostbaarder dingen met zich mee, het paradijs binnen, dan de wateren die eruit te voorschijn komen.

Deze rivier heeft namelijk een rijke bron, Christus, en uit Hem stromend, bevloeit zij de hele wereld. Het water is zoet en drinkbaar zonder enig spoor van onaangename ziltheid. Zoals de bron van Mara drinkbaar werd door de aanraking met het stuk hout (vgl. Ex. 15, 22), zo wordt dit water zoet, omdat de Geest erover zweeft.