Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Uit de geschriften van de priester Jan Walgrave († 1986)

Wij moeten ons tot God bekeren als tot ons hoogste goed en leven

Waarachtig bidden, ontluikend aan het besef van Gods aanwezigheid, spreekt zich in velerlei vormen voor God uit, maar herbront zich ook steeds in het voedende zwijgen. Men moet dit niet zozeer opvatten als elkaar afwisselende momenten, ofschoon er een afwisseling kan zijn van spreken tot God en intens zwijgen in het besef van Gods aanwezigheid.

Het gebed, als spreken tot God, veronderstelt een atmosfeer van stilte, van innerlijk zwijgen. Die stilte is echter nooit absoluut. Slechts in een geluid openbaart zij haar bevrijdende rust. Er is een geluid dat de stilte niet verbreekt maar haar openbaart, zoals er een stilte is die het geluid scherper en helder doet uitkomen. Er is ook een volstrekte stilte die neerdrukt en een lawaai dat bedwelmt.

Elke biddende mens heeft weet van dat knielen voor God waarbij wij verstommen omdat wij niets te zeggen hebben, al hebben wij een vaag gevoel dat wij zoveel zouden willen zeggen. We voelen alleen maar leegheid, moeheid en verveling, omdat geen enkel levenwekkend straaltje van Gods aanwezigheid tot onze ziel doordringt.

Elke biddende mens weet ook wat het is gebeden op te zeggen of op een egocentrische wijze zijn zorgen uit te spreken voor een leegte die alleen door de bidder met een levenloos godsbeeld van eigen maaksel wordt vervuld.

Zowel in het zwijgend verstommen voor Hem als in het tot Hem gerichte spreken kan God voor ons afwezig zijn. Wij zullen dan, en liefst met een leidende vertrouwensman, moeten uitmaken of het aan ons te wijten is of dat het als een beproeving van zijn Voorzienigheid moet worden aanvaard. Het is zeker dat alleen God het contact van hart tot hart kan stichten. Maar het is even zeker dat wij Hem al zuchtend moeten zoeken.

God schenkt zich niet in een artificiële tussenpauze van een leven dat helemaal opgaat in dingen die Hijzelf niet is. Wij moeten Hemzelf om Hemzelf zoeken met ons gehele hart. Wij moeten ons tot Hem wenden, ons tot Hem bekeren als tot ons hoogste goed en leven. Ook het onbekeerde hart zal Hij bezoeken om het even te raken met zijn uitnodiging, maar de vertrouwelijkheid zal niet tot stand komen, indien wij geen pogingen doen om ons hart te zuiveren en naar Hem toe te gaan. Zelfs het bekeerde hart, dat Gods afwezigheid beleeft als het meest schrijnende leed, zal zich soms verlaten gevoelen, opdat het Hem nog meer en nog zuiverder zou zoeken.

God geeft zich en onttrekt zich naar zijn welbehagen, opdat wij ons tot Hem zouden richten en naar Hem zouden groeien, opdat wij meer en meer zouden behoren tot die zuiveren van hart die God zullen zien.