Ter voorbereiding van de viering van de dinsdag

Ter voorbereiding van de viering van de dinsdag

Uit het commentaar van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), op psalm 127 (126)

Onze Heer Jezus Christus is de ware Salomo

Salomo had een tempel gebouwd voor de Heer. Dit bouwwerk was beeld en voorafbeelding van de toekomstige kerk en van het lichaam van de Heer. Daarom heeft Jezus in het evangelie gezegd: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’ (Joh. 2, 19). Omdat Salomo die tempel gebouwd had, heeft de ware Salomo voor zichzelf een tempel opgericht. Ik heb het over onze Heer Jezus Christus, de ware man van vrede. Want de naam ‘Salomo’ betekent ‘Vredestichter’. Welnu, de ware man van vrede is Hij van wie de Apostel zegt: ‘Hij is onze vrede, Hij die de twee werelden één gemaakt heeft’ (Ef. 2, 14). Hij is de ware vredestichter, die in zichzelf twee muren met elkaar heeft verbonden, die uit verschillende richtingen bij elkaar komen. Hij is de hoeksteen geworden van het gelovige volk uit de besnijdenis en van het volk uit de onbesneden heidenen, dat ook gelovig werd. Van deze twee volken heeft Hij één kerk gemaakt. Hij is de hoeksteen en daarom de ware man van vrede.

Omdat Hij de ware Salomo is, kunnen we zeggen dat de andere Salomo, de zoon van David en Batseba, de koning van Israël, onze ware vredestichter voorafbeeldde toen hij de tempel bouwde. Meen nu niet dat de Salomo die het huis van God bouwde, de ware vredestichter was. De Schrift doelt op een andere Salomo wanneer ze de psalm met deze woorden laat beginnen: ‘Als de Heer de woning niet bouwt, werken de bouwers vergeefs.’ Het is dus de Heer die de woning bouwt, de Heer Jezus Christus zelf bouwt zijn huis. Veel arbeiders helpen bouwen, maar als Hij niet bouwt, ‘werken de bouwers vergeefs’ (Ps. 127 (126), 1).

Wie zijn de arbeiders die meehelpen bij het bouwen? Allen die in de kerk het woord van God verkondigen, de bedienaars van Gods sacramenten. Wij allen sloven ons af, allen werken we, allen zijn we nu aan het bouwen. En vóór ons hebben anderen zich afgesloofd, gewerkt en gebouwd. Maar ‘als de Heer de woning niet bouwt, werken de bouwers vergeefs’. Daarom zeggen de apostelen, en meer bepaald Paulus, wanneer zij zien dat sommigen ten onder gaan: ‘Ge houdt u aan bepaalde dagen en maanden, tijden en jaren. Ik ben bang dat ik me vergeefs voor u heb afgetobd’ (Gal. 4, 10.11). Paulus beseft heel goed dat de Heer het innerlijke van een mens, met name dat van hemzelf, bouwt. Dat is de reden waarom hij die mensen beklaagt voor wie hij zich voor niets heeft afgemat. Wij spreken van buitenaf, de Heer bouwt van de binnen. Wij zien hoe gij luistert; maar alleen Hij die uw gedachten ziet, weet ook wat gij denkt. Hij bouwt, Hij vermaant, Hij jaagt vrees aan, Hij brengt u tot inzicht, Hij brengt u tot geloof. En toch zwoegen ook wij als arbeiders.