Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Ter voorbereiding van de viering van de maandag

Uit de brief van de heilige martelaar Polycarpus, bisschop van Smyrna († ca. 156), aan de christenen van Filippi

Laten wij ons verweren met de wapens van de gerechtigheid

Geliefden, niet uit eigen beweging schrijf ik u dit aangaande de gerechtigheid, maar omdat u mij daartoe hebt aangezet. Want noch ikzelf noch een ander mens zoals ik kan de wijsheid evenaren van de gelukzalige en roemrijke Paulus. Deze heeft, tijdens zijn verblijf bij u, de mensen van die tijd nauwkeurig en krachtig onderricht in het woord van de waarheid.

Ook heeft hij u, na zijn vertrek, in een brief daarover geschreven. Als u die brief aandachtig leest, kan hij bijdragen tot uw opbouw in het geloof dat u geschonken is. Dit geloof is ons aller moeder, het wordt gevolgd door de hoop en voorafgegaan door de liefde tot God en de naaste. Wie aan deze deugden vasthoudt, heeft het gebod van de gerechtigheid vervuld. Want wie de liefde bezit, is ver van elke zonde.

‘De wortel van alle kwaad is de geldzucht’ (1 Tim. 6, 10). Wij weten dat ‘wij in deze wereld niets hebben meegebracht en er ook niets uit kunnen meenemen’ (1 Tim. 6, 7). Laten wij ons daarom verweren met de wapens van de gerechtigheid (vgl. 2 Kor. 6, 7) en eerst zelf de geboden van de Heer leren onderhouden.

Leert daarna de gehuwde vrouwen onder u hoe zij moeten leven in het geloof dat haar geschonken is, in liefde en zuiverheid. Leert haar hun echtgenoten in volledige trouw lief te hebben, alle anderen met een kuise liefde te beminnen en hun kinderen op te voeden in de vreze des Heren.

De weduwen moeten wijs zijn in het geloof dat zij van de Heer ontvangen hebben. Zonder ophouden moeten zij bidden voor allen. Laten zij zich verre houden van alle laster, kwaadsprekerij, vals getuigenis, geldzucht en alle kwaad, in het bewustzijn dat zij een altaar voor God zijn. Deze doorziet alles volkomen; Hem ontgaat niets van onze plannen en gedachten en van wat in ons hart verborgen is.

Wij weten dat God niet met zich laat spotten (vgl. Gal. 6, 7). Daarom moeten wij een leven leiden dat zijn geboden en zijn glorie waardig is.

Zo moeten ook de diakens onberispelijk zijn ten overstaan van zijn gerechtigheid: zij zijn dienaars van God en van Christus en niet van mensen. Er mag bij hen geen sprake zijn van laster, dubbelhartigheid of geldzucht. In alle opzichten behoren zij kuis te zijn, menslievend en vol ijver. Zij moeten werkelijk navolgers zijn van de Heer, die dienaar van allen geworden is. Als wij Hem in deze tijd welgevallig zijn, zal Hij ons in ruil hiervoor een toekomst schenken. Hij heeft ons immers beloofd ons uit de doden op te wekken en, als ons gedrag Hem waardig is, zullen wij ook met Hem heersen (vgl. 2 Tim. 2, 12). Maar dan moeten wij mensen van geloof zijn.