Preek op 28-02-2016, de 3e zondag van de Veertigdagentijd, de Vasten, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 28-02-2016, de 3e zondag van de Veertigdagentijd, de Vasten, jaar C, pastoor Frank Domen

openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom op deze derde zondag van de veertigdagentijd.

Ik neem aan, dat wij allemaal weleens genoten hebben van een prachtige zonsondergang aan het strand. Dat wij de zon als een grote rode vuurbal langzaam in de zee zien wegzakken. De hele horizon staat als het ware in brand. De zee schittert van de kleuren. Of dat wij in een prachtig bergachtig landschap wandelden. Weidse vergezichten. Mooie blauwe lucht achter met groen beklede bergen. Een blauw meer in het dal. Wij spreken dan weleens over betoverende landschappen.

Mozes, in de eerste lezing van vandaag, maakt iets mee wat nog veel indrukwekkender is. Hij ziet een brandende braamstruik. Hij brandt, maar verteert niet. En als hij dat bijzondere verschijnsel nadert, weerklinkt de stem van God. Mozes bedekt zijn gezicht, omdat hij niet naar God durft op te zien.

Wij hebben hier in de kerk geen betoverende landschappen, en nog minder een brandende braamstruik. Maar dit is wel het Huis van God op aarde. Jezus Christus is hier lichamelijk en geestelijk aanwezig. Als God en als mens. In het tabernakel. Zo aanstonds op het altaar. Ja, strakjes zelfs in ons eigen hart.

Proberen wij te beseffen op welk een heilige plaats wij zijn. Wij mogen onze schoenen aanhouden. Maar verheffen wij ons hart tot de Heer. Weten wij ons met God en met elkaar verbonden.

openingsgebed

Laat ons bidden. God, Gij weet wat er in de mens omgaat, Gij schouwt in de diepte van ieders hart; Gij kent ons pogen en ons falen. Daarom zijt Gij een God van groot geduld. Doe ons geloven dat Gij bij machte zijt de zonde weg te nemen uit ons hart, en schenk ons uw heilige Geest door Jezus Christus, uw Zoon. Die met U… Amen.

preek

Iedere dag opnieuw horen wij op het journaal over allerlei ongelukken. De enorme vluchtelingenproblematiek. Europese landen, die het steeds minder eens zijn met elkaar, steeds meer hun eigen weg gaan.

Het begin van het evangelie van vandaag lijkt wel een beetje op een journaal. Mensen vertellen Jezus over de wrede tiran, Pilatus, die een aantal Galileeërs heeft vermoord. Jezus zelf heeft ook nog een nieuwtje. Er zijn 18 mensen omgekomen onder een omvallende toren.

Als wíj dergelijke verhalen horen, dan zeggen wij terecht: Wat erg, het is te hopen, dat die terroristen spoedig worden gepakt en dat de architecten van de gemaakte fouten hebben geleerd. En dat mogen wij gerust hopen, maar volgens Jezus Christus is er méér aan de hand.

Jezus zegt wat anders: “Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen deze mensen zondaars waren; en denkt ge dat alleen die mensen, die onder de toren omkwamen, schuldig waren? Volstrekt niet, zeg Ik u, maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen”.

Wij zijn zo gewoon om alles menselijk te verklaren: wrede terroristen, een slechte bouwconstructie, maar Jezus ziet uitdrukkelijk een band tussen deze twee feiten en de zondigheid van mensen.

Oei, nu begeven wij ons op een gevaarlijk gebied. Wij kunnen moeilijk zeggen, dat ieder mens, die iets meemaakt – een ongeluk of een ernstige ziekte – dat hij of zij dus wel een grote zondaar moet zijn.

Natuurlijk is het zo dat in bijvoorbeeld een oorlog of een neerstortend vliegtuig de goeden lijden met de slechten. Een kind dat door een dronken autobestuurder wordt doodgereden kan zo schuldeloos zijn als maar kan.

Maar dit evangelie is in ieder geval een aansporing om eens beter te kijken naar óns leven of naar ónze maatschappij. (Zou dit ongeluk, deze ziekte of grote ramp – niet kunnen betekenen dat ik persoonlijk of wij met z’n allen het misschien toch een beetje beter moeten doen?)

De grote apostel Paulus zegt in de tweede lezing van vandaag tegen de joden, dat wat er vroeger met het joodse volk in de woestijn is gebeurd, dat dat een les, een waarschuwing, is voor de joden van Paulus’ tijd.

Paulus wijst erop hoe de joden van toen door de zee zijn getrokken, hoe zij ’s nachts de vuurkolom van God zagen en overdag de wolkkolom, hoe zij geestelijk voedsel aten, en toch zijn de meesten van hen neergeveld in de woestijn. Zij leefden in de nabijheid van God, maar het heeft hun niet gebaat. Geloven in God is belangrijk, bidden, véél bidden, is héél belangrijk, maar het gaat uiteindelijk om wat wij doen, om onze manier van leven.

Tussen haakjes, als er Eén onschuldig was, geheel zonder zonde, dan was het wel Jezus Christus. En wij weten hoe Hij is gestorven: op de meest wrede manier, aan een kruis.

Dat ons geloof invloed moet hebben op onze manier van leven, blijkt ook wel uit het evangelie van vandaag. Jezus vertelt over een vijgenboom, die geen vruchten draagt. “Hak hem maar om”, zegt de eigenaar. “Ach heer”, zegt de knecht, lees zegt Jezus Christus, de Goede Herder, “geef hem nog een kans”. Misschien gaat hij met een beetje extra liefde en aandacht binnenkort wél vruchten voortbrengen.

Goede vruchten binnen dit kader zijn natuurlijk bidden voor iemand, die iets ergs meemaakt. Maar ook zo iemand steunen. Even opbellen, een kaartje sturen, of nog beter: er even naar toe gaan. Misschien niet met lege handen. Even een luisterend oor bieden, een woord van bemoediging, een schouderklop. Niemand van de betrokkenen verwacht, dat wij door een wonder de zaak oplossen. Meeleven, meelijden, hebben wij af en toe allemaal nodig.

Broeders en zusters, ik hoop, dat wij allemaal iedere zondag trouw naar de Kerk komen. Dat heeft alles te maken met het derde van de Tien Geboden: Gij zult de Dag des Heren heiligen. Ik hoop, dat wij allemaal ook thuis wat bidden, alleen en/of met elkaar.

Dat naar de Kerk gaan en dat bidden is nodig om God te eren, maar ook en vooral om de liefde en de kracht te kunnen vinden voor die goede werken. Want op zich heeft God onze eer niet nodig. Wij kunnen God niet méér verheerlijken dan zijn Zoon Jezus Christus al doet. Het bidden is er omwille van ons: om kracht en liefde te kunnen vinden.

Jezus laat de eigenaar van de vijgenboom zeggen: Hak die boom maar om, hij draagt immers geen vruchten. Proberen wij met méér goede vruchten voort te brengen. Het zijn juist die kleine dingen, die het leven dan zo mooi maken, zo warm.

Denken wij niet: ik bid zo veel, ik doe aan zo veel godsdienstige activiteiten mee, het zit dus wel goed met mij. Nee, die naaste die jou nodig heeft, die mens aan wie jij een hekel hebt, maar die door God wordt bemind, dáár gaat het om. Zo iemand helpen is het vasten dat de heilige Schrift ons vraagt. Doen wij dat met héél ons hart. Dan wordt Pasen strakjes een echt Zalig Pasen. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments