Preek op 21-02-2016, de 2e zondag van de Veertigdagentijd, de Vasten, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 21-02-2016, de 2e zondag van de Veertigdagentijd, de Vasten, jaar C, pastoor Frank Domen

GÉÉN CRÈCHE

openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom. Het is vandaag de 2e zondag van de Vasten.

Op 19 juli van het jaar 1759 wordt er in de Russische stad Koersk een jongetje geboren, Prochoor. Wanneer hij volwassen is wordt hij monnik. Hij leeft zo verbonden met God, dat Deze hem bijzondere gaven schenkt: zo kan bijvoorbeeld de toekomst voorspellen.

Maar het belangrijkste goddelijke geschenk is het volgende. Als kluizenaar heet hij ‘vader Serafim’. De serafijnen zijn in de hemel de hoogste engelen, de engelen van de liefde. Wel, vader Serafim is inderdaad vol liefde. En wie kunnen dat beter bevestigen dan de kinderen, van wie Jezus Christus zegt: “Laat die kinderen toch bij Mij komen … want aan hen die zijn zoals zij, behoort het Koninkrijk Gods” (Lc. 18,16).

Op een dag verstopt vader Serafim zich in het woud voor de vele drukke bezoekers. Maar als hij zo’n 20 kinderen zijn naam hoort roepen, laat hij zich door hen vinden. En de kinderen beweren tegenover de volwassenen, dat vader Serafim – inmiddels een oude grijsaard – één van hen is. Gods heerlijkheid, Gods heiligheid en onschuld straalt van zijn gelaat, zoals veel kinderen dat hebben.

Vandaag horen wij in het evangelie over de gedaanteverandering. Jezus’ gelaat straalt als de zon en de apostelen vinden het heerlijk om bij Jezus te zijn. Mogen ook wij door deze viering ietsje van gedaante veranderen, meer gaan stralen doordat wij ons laten vullen met Gods liefde. Mogen wij meer kind worden.

openingsgebed

Laat ons bidden. God, op de berg hebt Gij Jezus ons geopenbaard als uw Zoon, groter dan de grootste der profeten. Leer ons luisteren naar zijn Woord, en schenk ons inzicht in het mysterie van zijn lijden en verheerlijking. Hij die met U leeft en heerst … .

GÉÉN KINDERWOORDDIENST

preek

Als wij het evangelie van Lucas aan één stuk door zouden lezen, dan merken wij, dat Lucas het leven van Jezus beschrijft als een pelgrimstocht. Zijn levensweg begint in Bethlehem en eindigt in Jeruzalem. Aan het begin zijn er engelen, die zingen “Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David” (Lc. 2, 11) en aan het einde zijn er engelen, die zeggen “Hij is niet hier, Hij is verrezen” (Lc. 24, 6).

Lucas’ evangelie is een reisverslag. Het vertelt over de weg, die Jezus als eerste is gegaan en die ook wij moeten gaan. De eerste christenen werden niet voor niets “Aanhangers van de Weg” genoemd.

Terwijl Jezus onderweg is van het dorp van zijn geboorte naar de stad van zijn dood en verrijzenis beklimt Hij met drie apostelen de berg Thabor. De heilige Schrift, de Bijbel, leert ons, dat je op een berg dichter bij God bent. Een berg is een plaats waar hemel en aarde elkaar als het ware raken.

Hij gaat dus omhoog naar het licht van de hemel en die hemel wordt ook inderdaad zichtbaar. Jezus begint te stralen als de zon. Mozes en Elia verschijnen, maar… ze komen om met Jezus te praten over de wil van God, over zijn kruisdood in Jeruzalem. Dezelfde drie apostelen, die met Jezus nu op de berg zijn en zijn heerlijkheid zien, moeten straks bij Hem in de hof van Olijven zijn. Daar zal er helemaal geen licht zijn. Alleen maar duisternis, verraad. Er is pure doodsangst en eenzaamheid.

Als wij zouden mogen kiezen tussen de berg Thabor en de Hof van Olijven, zouden wij waarschijnlijk onze keuze laten vallen op de berg Thabor kiezen. Petrus deed dat ook. “Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten wij drie tenten bouwen”. Petrus vond het wel goed zo.

Maar wat Petrus mocht zien, was een blik in de toekomst. Zo zullen wij strakjes allemaal zijn, met elkaar. Het Thaboravontuur was bedoeld om hem te sterken voor dat andere avontuur, beneden in de duisternis, daar waar wij nu nog met beide benen op de grond moeten staan.

Een berg, beste medegelovigen, wordt gemaakt door omringende dieptepunten, elke berg wordt omringd door dalen. Zo valt het licht niet op als er geen duisternis is. Vreugde valt niet op als er geen verdriet is. God wil ons een leven van licht en vreugde geven, maar om dat ten volle te kunnen waarderen, om te weten dat het ook anders kan, en opdat God kan weten, dat wij daar bewust voor kiezen, moeten wij eerst door de dalen vóórdat wij op de berg kunnen komen.

Wij allemaal hebben van die lichtende troostvolle momenten nodig om het in de duisternis te kunnen uithouden. Zelfs Abraham, de man uit wie het volk Israël is voortgekomen en die wij wel noemen ‘de vader van het geloof’ – hij had bijna zijn eigen en enige zoon Isaak moeten offeren – zelfs Abraham had een steuntje in de rug nodig toen God hem – een oude man met een oude vrouw – beloofde van hem een groot volk te maken. Abraham mocht enkele offerdieren op een altaar leggen en in de nacht zag Abraham het vuur van God over het altaar gaan als een teken, dat het werkelijk God was, die tot hem had gesproken.

In de tweede lezing van vandaag vraagt Paulus ons eraan te denken, dat ons vaderland in de hemel is. Wij, christenen, hebben net als andere mensen het aardse nodig, wij mogen er zelfs van genieten, maar moeten het niet najagen alsof het onze enige mogelijkheid betreft om gelukkig te worden.

Tegenwoordig worden weer meer mensen nationalistisch: ‘Nederland voor de Nederlanders’ en ‘Duitsland voor de Duitsters’. Maar hebben wij Jezus Christus ooit iets dergelijks horen zeggen!? Natuurlijk mogen en moeten wij voor ons land zorgen, maar laten wij ons vooral bekommeren om ons vaderland in de hemel en laten wij geen ruzie maken om een stukje land, dat over enige tijd ophoudt te bestaan.

Lieve medegelovigen, laten wij het net als Abraham aandurven om te leven van een belofte. Durven wij in dit leven iets na te laten, zeker het kwade, wetend, dat wij in het eeuwig leven veel betere dingen zullen krijgen. Beschouwen wij het toch niet als een gok. Staan wij voor ons geloof. Laten wij zeker zijn van onze zaak.

Vragen wij God gerust om een teken. Vragen wij God, dat Hij ons iets wil laten voelen van zijn liefde om die weer op onze beurt te kunnen doorgeven aan anderen.

Het zal niet iedere keer lukken. Maar eigenlijk moeten wij zo bidden, dat wij iedere keer ietsje blijer de kerk uitgaan dan wij er in gekomen zijn. Bidden wij om Gods licht, opdat ook wij vandaag ietsje van gedaante veranderen. Moge dat de vrucht zijn van ons bidden werken in deze komende tweede week van de Vasten. Amen.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments